Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [56]Nog zegt gij: Ziet, [57]wat een vermoeidheid! [58]maar gij zoudt het kunnen wegblazen, zegt de HEERE der heirscharen; gij brengt ook hetgeen geroofd is, en dat [59]kreupel en krank is; [60]gij brengt ook spijsoffer; zou Mij [61]zulks aangenaam zijn van uw hand? zegt de HEERE. 56. De zin is: Gij huichelaars, als gij zulk een mager schaap of geitenbok tot den tempel gedragen hebt, dat men het wel zou kunnen wegblazen, zo duft gij dan nog veinzen dat gij moede van het dragen geworden zijt, kwanswijs zo vet en zo zwaar is het. 57. Hoe moede ben ik geworden van dragen! 58. Anders: en gij hebt weggeblazen, dat is, veracht, namelijk God. Verg. Ps.10:5. 59. Tegen het bevel des Heeren; Lev.22:22. 60. Te weten, zulks een spijsoffer, dat ook niet veel bijzonders is. Anders: gij brengt Mij, of offert Mij zulks tot een spijsoffer. 61. Te weten, zulks spijsoffer.